Muriël Tebbe is werkzaam in groep 3 op KBS Noorderpoort in Dongen en auteur bij Junioruniversiteit. Toen zij twee jaar geleden de overstap maakte van groep 1-2 naar groep 3, kwam ze er achter dat de rekenmethode niet voldoende aansloot bij wat haar leerlingen nodig hadden. In deze blog vertelt Muriël hoe ze het rekenonderwijs in groep 3 liet aansluiten bij de onderwijsbehoeften van haar leerlingen.
Het volgen van de rekenmethode; ik vond het werkelijk jongleren! Toen ik in 2019 voor het eerst groep 3 mocht draaien, kreeg ik alle ruimte om de overgang van groep 2 naar groep 3 vloeiender te maken. Dat jaar had ik mijn handen dan ook vol aan het uitwerken van thema’s en spelhoeken. Voor het rekenonderwijs volgde ik daarom vooral de methode. Van mijn collega had ik echter gehoord dat de rekenresultaten van de leerlingen op onze school tegenvielen en dat zij het gevoel had dat de methode niet voldoende aansloot bij wat de leerlingpopulatie op onze school nodig heeft.
Ik merkte direct waar de vorige leerkracht het over had: in één les kwamen meerdere leerdoelen aan bod, het rekenrek werd gebruikt zonder veel aandacht voor de getalbeelden, automatisering was een ondergeschoven kindje en contextsommen kwamen weinig aan bod. Bovendien miste er speelsheid: er was zoveel werk te doen in werkboeken dat de kinderen nauwelijks aan spelen toe kwamen en de resultaten lieten ook nog eens te wensen over. Toen ik merkte dat de kinderen het plezier in rekenen verloren, begon ik te goochelen met rekencircuits in de hoop de motivatie omhoog te krijgen. Corona gooide hier roet in het eten en een ding wist ik zeker; dat gaan we volgend jaar heel anders doen!
Stap 1 – Wat is het aanbod?
In 2020-2021 ben ik daarom begonnen met het in kaart brengen van het aanbod. In een overzicht maak ik met behulp van tussendoelen visueel wat wanneer werd aangeboden. Daarbij maak ik gebruik van ‘Leerlijnen voor het basisonderwijs’, omdat deze leerlijnen het uitgangspunt zijn voor onze rapportfolio’s. Daarnaast bekeek ik waar onze leerlingen afgelopen jaren op waren uitgevallen. Zoals je ziet op afbeelding 1 wordt in het overzicht duidelijk waar de hiaten ontstaan en waar extra eigen aanbod nodig is. Turven kwam bijvoorbeeld nergens aan bod, maar vormt wel een belangrijk tussendoel in de leerlijn ‘Getalrelaties en getalbegrip’. Toetsen neem ik ook mee in dit overzicht. Zeker niet om ons aanbod op te baseren, maar wel om zicht te hebben op wat er van leerlingen verwacht wordt.
Getalrelaties en getalbegrip | Toetsen (Cito) | Spellenkist | Methode | Eigen aanbod |
Ik kan de waarde van cijfers in getallen bepalen (1 bij 15 is 10) | M3E3 | Voor herfst | M3 | |
Ik kan getallen ordenen, ook buurgetallen | M3 | Voor mei | M3 tot 30 | |
Ik kan aantallen turven. | ||||
Ik ken de vijf- en tienstructuur | M3 | Voor herfst | E3 (matig aanbod) | |
Ik kan de telrij tot 100 vlot opzeggen | M3 | Voor kerst | E3 | |
Ik ken de even- en oneven getallen. | Voor zomer | Blok B1 |
Stap 2 – Waar staan de leerlingen?
Vervolgens heb ik gekeken wat aan het begin van groep 3 het niveau van de kinderen was. Dit deed ik met de informatie die vanuit groep 1-2 kwam, observaties tijdens de eerste weken onderwijs en het afnemen van de schaduwtoetsen van blok 1 en 2 van de methode. Van mijn eerste jaar in groep 3 wist ik dat veel kinderen de doelen van blok 1 en 2 als kleuters al beheersten. Ik ga dan ook versneld door die blokken heen, waardoor er ruimte ontstaat om de methode uit te breiden met eigen aanbod en er daardoor meer tijd overblijft voor automatiseren en spelend en bewegend leren.
Het analyseren van de ontwikkeling van de kinderen doe ik aan het begin van het schooljaar uitgebreid, maar natuurlijk blijf ik volgen hoe het staat met de ontwikkeling van de kinderen. Vanuit deze informatie bepaal ik welk gedeelte van ons aanbod ik inzet voor mijn groep, wat ik oversla en waarvoor extra lesmateriaal ontwikkeld moet worden. Ik maak dus een koppeling tussen het aanbod en mijn zicht op de ontwikkeling van de leerlingen om vervolgens mijn didactisch handelen in te richten.
Stap 3 – Hoe onderbouw je je werkwijze?
Ik vind het belangrijk om te kunnen onderbouwen hoe ik mijn onderwijs inricht. Schoolbreed werkten we al vanuit het EDI-model (Effectieve Directe Instructie). In recent onderwijsonderzoek ben ik op zoek gegaan naar verdere bouwstenen van gedegen rekenonderwijs. Dit maakte dat ik in het rekenonderwijs de volgende punten mee zou nemen:
- We bieden één leerdoel per les aan.
- We werken van concrete situaties naar abstracte sommen en contextsommen.
- We besteden aandacht aan het drieslagmodel en de vertaalcirkel.
- We bieden leerlingen iedere les een nieuwe kans op succes en hebben hoge verwachtingen. We werken daarom zonder vaste aanpakken en bekijken per lesdoel hoe we de leerlingen clusteren.
Stap 4 – Hoe richt je je rekenonderwijs in?
Vanuit het (extra) aanbod en de leerdoelen van de kinderen ging ik op zoek naar een motiverende manier van werken voor zowel de kinderen als voor mij die aansloot bij de onderwijsbehoeften. Dit mondde uit in een proeftuintje vol spelend en bewegend leren dat gedurende het jaar steeds verder werd bijgeschaafd. Gedurende de week probeerde ik in ieder geval zoveel mogelijk instructie te geven over één leerdoel. Aangezien er in het werkboek meerdere leerdoelen per les werden aangeboden, vroeg deze manier van werken de nodige aanpassingen. Ik clusterde opdrachten en lessen van hetzelfde leerdoel om in één week aan te bieden. Het was even wennen voor de kinderen, maar met duidelijke routines en visueel maken op het bord waren ze hier zo aan gewend. Op deze manier kon ik gedurende de week van concreet naar abstract werken aan één leerdoel in verschillende contexten.
Hoe zag dit proeftuintje eruit, per week:
- Twee tot drie keer EDI en werken in het werkboek van de methode.
- Twee keer een rekencircuit met spellen en actiebladen gericht op het leerdoel van die week
- Eén keer contextsommen (in het thema waar we op dat moment over werken) met aandacht voor de drieslag en vertaalcirkel.
- Drie keer automatiseringsmomenten waarbij we werken aan het vorige leerdoel. Waar mogelijk doen we dit spelend en of bewegend.
- Ieder kind heeft een eigen rekenbakje met concreet materiaal. De tafel heeft een vaste indeling: tijdens de rekenlessen staat het rekenbakje rechtsboven, rechtsonder ligt het wisbordje met een stift, links ligt het werkboek met een potlood en gum.
Ben je benieuwd hoe een week rekenonderwijs in mijn groep 3 er in de praktijk uitziet? Lees dan zeker ook de volgende blog: Een week rekenonderwijs in mijn groep 3.
Stap 5 – Hoe staat het nu een jaar later met het rekenonderwijs in groep 3?
Het allerbelangrijkst vond ik dat ik merkte dat zowel ik als mijn leerlingen veel meer gemotiveerd waren voor de rekenlessen dan ik het jaar daarvoor had ervaren. De resultaten waren beter en ik voelde mij eigenaar van het onderwijs dat ik de kinderen bood. Ik was weer leerKRACHT.
Uiteraard waren er ook verbeterpunten waar ik komend schooljaar mee verder kan. Zo kan ik meer gebruik maken van schaduwtoetsen, zodat ik nog meer zicht krijg op wat zij nodig hebben. Ik zou meer digitaal werken in circuits willen toevoegen. We hebben prachtige adaptieve programma’s die ik afgelopen schooljaar nauwelijks heb ingezet. Tot slot wil ik het rekenbakje gaan uitbreiden en de kinderen meer uitleg geven over welke materialen handig zijn op welk moment.
Met deze proeftuin heb ik een stevige basis kunnen neerzetten voor het rekenonderwijs in onze groep 3, maar de onderwijsontwikkeling is nooit klaar. Ik heb nu een mooi overzicht van ons aanbod; ik heb dat aanbod kunnen uitbreiden met een eigen aanbod en ander fantastisch onderwijsmateriaal (zoals bijvoorbeeld de actiebladen rekenen van Junioruniversiteit). Dit jaar heb ik andere groep kinderen voor mijn neus en ik kijk er naar uit om te gaan ontdekken wat de onderwijsbehoeften zijn van mijn nieuwe groep 3 en het rekenonderwijs weer een passende vorm te geven!
Willen jullie het rekenonderwijs ook een boost geven?
- Breng het aanbod op jouw school in kaart en vergelijk het aanbod met wat er van leerlingen verwacht wordt. Denk bij het in kaart brengen niet alleen aan de methode, maar bijvoorbeeld ook aan spellen die je in de rekenkast hebt staan.
- Analyseer waar jouw leerlingen staan en bekijk waar leerlingen op jouw school jaarlijks op lijken uit te vallen; iedere groep is anders.
- Bekijk wat volgens onderzoek écht werkt, maar neem uiteraard ook je eigen ervaringen mee!
- Maak per periode een plan voor het didactisch handelen op basis van jullie aanbod, de analyse en recent onderwijsonderzoek. Zie de methode daarbij als hulpmiddel, maar zeker niet als leidraad: jij bent de leerKRACHT.
In mijn volgende blog lees je hoe een week rekenonderwijs er bij mij in de praktijk uitziet.
* Afbeelding uit ‘Groepsplanloos werken in de basisschool’ van Wijnand Gijzen en Menno van Hasselt (2016)