Inspiratieblog: Zin in lezen

“Ik vind lezen stom!” De zin die elke leerkracht weleens langs heeft horen komen, waarschijnlijk meer dan je lief is. Maar hoe kan het nou zo zijn dat kinderen niet de wondere wereld willen ontdekken van het lezen? Lezen is een feest! Ambassadeur Suzanne is leerkracht op Kindcentrum de Molenwerf in Heemstede en legt in deze blog uit hoe je als leerkracht een grote vinger in de pap kunt hebben bij leesmotivatie.

Vanuit de luiers

Het leren lezen begint niet pas op het moment dat kinderen naar groep 3 gaan. Geletterd worden en geletterd kunnen functioneren start in principe al in de babytijd. Ooit las ik de zin: Lezen en schrijven daar, is geen kind te klein voor. Hoe meer kinderen opgroeien richting de basisschooltijd hoe meer ze zien van de geletterde omgeving om hen heen, iets waar ze maar al te graag aan mee willen doen. Vaak komen peuters/kleuters al intrinsiek gemotiveerd binnen en dat is het moment dat je dit gaat prikkelen zodat die motivatie en betrokkenheid hoog blijft. Die kleuterperiode is van onschatbare waarde om bij de start van groep 3 al gemotiveerde lezers te hebben. En dan is het daarna de truc dit plezier vast te houden wanneer het technische aspect om de hoek komt kijken.

Betrokkenheid

Gemotiveerde lezers krijg je wanneer kinderen zin hebben om te lezen. Bij mijn aanpak ga ik uit van de nieuwsgierigheid van kinderen, en dit gebruik ik om hen aan het lezen te krijgen. Ik noem het: lezen om te weten. Door binnen mijn thema’s probleem stellingen erin te gooien en mij te verwonderen over situaties worden kinderen betrokken en gemotiveerd om achter het “echte” antwoord te komen. En dit doen wij door in de boeken en teksten te duiken.

Boeken centraal

Bij de voorbereiding en het plannen van een nieuw thema denk ik bewust na over wat ga ik doen voor de leesmotivatie en welke kansen er liggen. Bij veel onderwerpen zijn er ontzettend veel boeken te krijgen maar niet alle boeken zijn altijd geschikt voor een thema. Ik denk goed na wat het doel is om een bepaald boek in te zetten. Daarom kies ik zelf altijd drie boeken die ik centraal stel in een thema, dit ter houvast van het verloop. Ik zorg dat er vanuit hier rijke taal wordt aangeboden, er genoeg mogelijkheden liggen om kennis op te doen en er kansen zijn om hierdoor verder op onderzoek uit te gaan.

Bijvoorbeeld bij mijn thema: ik heb groene vingers, in groep 3. Hier ben ik gestart met het prentenboek: de moestuin van heer hermelijn en kereltje konijn, op deze manier kreeg ik de leerlingen enthousiast en betrokken door de probleemstellingen die wij tegenkwamen. “Waarom groeit het zaadje nou niet bij heer Hermelijn?”, “Hoe zorg je ervoor dat het zaadje gaat groeien?” Bij deze eerste problemen en vragen konden de meeste kinderen putten uit eigen kennis en ervaring. Maar uiteindelijk wil je ook de feiten gaan checken. Want hoe gaan wij erachter komen of de dingen die wij denken te weten ook echt waar zijn? Door dingen te lezen! Hiermee zorg je ervoor dat kinderen weten dat informatie vaak te achterhalen is. Wij zijn ons toen gaan verdiepen in een informatieboek over de moestuin waar wij inhoudelijk op het onderwerp zijn ingegaan. Dit was Het grote boek van onze moestuin van Blanca Millan. De leesactiviteiten hingen vast aan onze praktijk waarbij wij zelf een moestuin probeerde te maken. En dit was een grote bijdrage aan de leesmotivatie. Elke keer als er weer een stukje kennis was gelezen en dit in onze eigen moestuin kon worden toegepast dan gaf dit voldoening en werden de kinderen steeds een stukje enthousiaster om meer informatie tot zich te nemen. Hiervoor stond het laatste boek centraal, een AVI boek, waarin ze zelfstandig konden lezen over de verzorging van hun tuintje. Het boek: Kom mee naar mijn tuin van Annemarie Bon. Dit kon ieder op eigen tempo doen en naar eigen behoeften.

Stapels boeken

Buiten de drie boeken die ik centraal stel zorg ik ook altijd voor een arsenaal aan (informatieve) boeken. Vaak zijn er veel boeken te vinden wanneer je een goed onderwerp voor een thema te pakken hebt. Maar hierbij kijk ik wel kritisch naar de inhoud. Komt deze informatie die erin staat ten goede van het thema en is het voor de kinderen een verrijking voor de kennis op de wereld? Een valkuil hierbij kan soms zijn dat je elk boek neerzet wat ook maar een beetje raakvlak heeft, dit komt niet altijd ten goede van de leesmotivatie. Zeker jonge kinderen zien dan soms door de bomen, of beter gezegd door al die boeken, het bos niet meer. En kunnen hierdoor hun nieuwsgierigheid juist een beetje verliezen voor het thema.
Het is niet slecht om kinderen bloot te stellen aan veel verschillende boeken, wanneer je zelf een kritische selectie hebt gemaakt op inhoud is het alleen maar fijn als er veel verschillende soorten boeken voor handen zijn. Ik probeer altijd een mooie balans te maken tussen: informatieve boeken, prentenboeken, voorleesverhalen, zelf lees verhalen en informatieve teksten. Hierbij geef ik de kinderen de tijd en ruimte om zelf te snuffelen in de boeken en opzoek te gaan naar het antwoord op een vraag. Dit bevordert de leesmeters en vergroot de algemene kennis.

Ridder Martijn en Ridder Koen

Kinderen kunnen vrij jong al leren om zelf keuzes te maken tussen geschikte en ongeschikte bronnen. Na een prikkelende start, een toneelspel van de leerkrachten aan de hand van het liedje Ridder Martijn en Ridder Koen. Werd de tekst van dit lied gelezen door de kinderen in groep 3. Uiteraard waren zij gelijk enthousiast, ze hadden immers net de juffen dit leuke stuk zien spelen. Motivatie: check, betrokkenheid: check! Door de tekst van het lied te lezen kwamen de kinderen gelijk in aanraking met een aantal aspecten uit de wereld van de ridders en werd nieuwsgierigheid alvast een beetje aangewakkerd.

Na een inventarisatie van de voorkennis over dit onderwerp was er toch wel een priemende vraag: “hoe wordt/werd je een ridder?” Dit zijn wij in eerste instantie gaan onderzoeken met behulp van snuffellezen. Met de groep werd er gesnuffeld in alle informatie boeken die tot hen beschikking waren. Met als doel om te kijken in welk boek het antwoord eventueel zou kunnen staan. Op de bladzijde waarbij leerlingen dachten het antwoord te kunnen vinden plakte zij een post-it. Na een tijdje te hebben gesnuffeld hebben wij kritisch gekeken naar de bladzijdes van de post-its, klassikaal werd dit gelezen en de vraag gesteld: weten wij nu het antwoord op onze vraag? Nee? Hoe komt het dan dat er toch een post-it tussen zit? Wat staat er op deze bladzijde waardoor wij dachten het antwoord te kunnen vinden. Zo leren de leerlingen dat niet alle boeken perse geschikt zijn als bron.

Soms is het antwoord op een onderzoeksvraag niet zo zwart/wit te vinden in een boek. Hier komt mijn vragende houding weer om de hoek kijken. “We weten niet hoe je een ridder werd, hier staat iets over een lans, wat zou een lans zijn?” “Oh, hier zie ik wel een ridder. Wat heeft hij allemaal aan?” “Hier staat het woord schildknaap, wat zou dat nou zijn?” Zo leg ik lijntjes naar meerdere vragen en hoop ik dat de nieuwsgierigheid de leerlingen de motivatie geeft om nog meer te willen lezen.

Niet het antwoord en nu?

Ook al is het antwoord misschien niet gelijk gevonden dat neemt niet weg dat er op die desbetreffende bladzijdes toch wel interessante dingen te vinden zijn. Hiervoor hebben wij het weetjeswisbord, niet perse voor het antwoord van onze onderzoeksvraag maar wel voor de dingen die minstens zo leuk zijn om te weten en te delen met anderen. Hierop kunnen kinderen noteren wat zij voor een leuk weetje hebben gevonden, deze worden meerdere keren per week gedeeld. En als wij een klapper van een weetje hebben waar echt niemand nog iets over wist dan mag deze op onze: “wist je dit?” wand.

Het goede voorbeeld

Tenslotte heb ik nog een paar tips die voor mij werken met betrekking tot de leesmotivatie:

– Tijdens de zoektocht naar het antwoord, is het belangrijk om als leerkracht vragen te blijven stellen en te verwonderen over wat je leest. Door hardop vragen te stellen ben je actief bezig om die nieuwsgierigheid nog meer te prikkelen. Door hierin het voorbeeld te geven en dit de hele tijd voor te doen zullen kinderen dit gaande weg over gaan nemen.

-Deze vragende houding heb ik ook bij het voorlezen, dit doe ik om te checken of zij de context snappen en of de rijke taal wordt begrepen.

-Zien lezen, doet lezen. Wanneer de kinderen zelfstandig lezen, ben ik bezig met lezen. Samen met een groepje, met een leerlingen of desnoods alleen. Ik laat hierbij mijn betrokkenheid zien voor het lezen, en zet hiermee een leescultuur neer.

-Kinderen mogen altijd delen over informatie die zij hebben gelezen. De ene keer door een stukje voor te lezen, de andere keer door het op hun weetjeswisbordje te zetten.