Inspiratieblog: Het belang van fijn motorische oefeningen

Nena Heesakkers is leerkracht in groep 3 op een Kindcentrum in Rosmalen en ze is ambassadeur van Junioruniversiteit. In deze blog laat ze het belang zien van fijn motorische oefeningen ondersteunend aan het schrijfonderwijs. Op de ene school wordt er het blokschrift aangeleerd, op de andere school het verbonden schrift. Er zijn tal van artikelen te vinden waarom je het een, dan wel het ander aan zou moeten bieden. Welk soort schrift de kinderen ook aangeleerd krijgen, het blijft belangrijk aandacht te besteden aan de verschillende fasen van de motorische ontwikkeling. Wist je dat het doorlopen van deze verschillende ontwikkelingsfasen een voorwaarde is om te kunnen leren schrijven? En wist je dat de ontwikkeling van de hersenen hier ook een belangrijke rol in speelt? Je leest er alles over in deze blog. 

Fasen van de motorische ontwikkeling

Een kind kan pas goed leren schrijven als het voldoende bewegingservaring heeft opgedaan. In deze blog beschrijf ik de drie fasen van de motorische ontwikkeling die lopen van 3-12 jaar. Zie deze ontwikkeling als stappen die afhankelijk zijn van een bepaalde mate van rijping van de voorgaande fase. De ontwikkeling van de fijne motoriek komt hier pas in een later stadium bij, want de motorische ontwikkeling verloopt van grof naar fijn. Daarnaast is het goed doorlopen van de verschillende ontwikkelingsfasen noodzakelijk om te kunnen bepalen of een kind links- of rechtshandig is. Het is goed om te weten dat het heel normaal is als dit pas na groep 3 optimaal ontwikkeld kan zijn.

Symmetrische fase

Als we denken aan kinderen met uitdagingen op het gebied van schrijven zien we vaak dat ene kind voor ons die cijfers en letters maar blijft omdraaien. Ik zie, nu halverwege groep 3, nog steeds bij enkele kinderen de letters s en z in spiegelbeeld of de cijfers 7 en 9. Zij bevinden zich nog deels in de symmetrische fase, welke loopt tot ongeveer 6 jaar. In deze fase maken beide zijden van het lichaam dezelfde, gelijke bewegingen. De samenwerking tussen de linker- en rechter hersenhelft ontwikkelt zich. Een voorbeeld hiervan is het springen met 2 benen of het gooien van een bal met 2 handen.

Zorg dat er in deze fase nog steeds aandacht is voor het ontwikkelen van de grove motoriek om de fijne motoriek een goede kickstart te geven. Het is bijvoorbeeld heerlijk om de gymzaal in te duiken of het materiaal uit de speelzaal mee de klas in te nemen. Zo is een van mijn favorieten de oefening ‘Effectbal’. Ik start de schrijfles met zachte ballen. Ik deel één bal per tweetal uit, waarbij de kinderen om de beurt de volgende oefening uitvoeren: ga rechtop staan met de bal in je handen. Werp de bal voorzichtig op en probeer hem met effect in de lucht te laten draaien. Het gooien van een bal wordt in een vroeger stadium gedaan vanuit de bovenarm, maar in deze oefening wordt het werpen vanuit de pols gestimuleerd. En die heb je hard nodig bij een goede schrijfhouding.

Daarnaast begin ik de schrijfles vaak met het liedje ‘Hoofd, schouders, knie en teen’. Ik maak variaties op dit liedje en laat de kinderen daarbij verschillende lichaamsdelen aanraken: “Hoofd, oren, buik en billen, buik en billen. Nek, navel, kuit en teen, kuit en teen. Wangen, ellebogen, puntje van je duim. Borst, benen, hak en enkel, hak en enkel.” Plezier gegarandeerd!

Wil je het zitten aan tafel voor een goede schrijfhouding meer stimuleren? Probeer dan eens het volgende: Haal groot papier, bijvoorbeeld schildervellen, tevoorschijn en laat de kinderen met schrijfmaterialen, zoals wasco, grote cirkels tekenen. Laat ze dit herhalen om volledige bewegingen te maken vanuit hun schouder. Deze bewegingen met het lichaam worden steeds kleiner naarmate er kleinere cirkels in de grote cirkels worden getekend.

Lateralisatiefase

In de volgende fase worden de bewegingen kleiner en gerichter. Na de grove motoriek ontwikkelt vooral de fijne motoriek zich beter in deze lateralisatiefase, welke loopt van 6 tot 8 jaar.
In deze ontwikkelt zich een voorkeurshand en kun je beginnen met het aanleren van een goede pengreep. Dit komt door een betere samenwerking tussen de linker- en rechterhersenhelft.

Om te checken of jouw kinderen zich al in deze fase bevinden, kun je de volgende oefening observeren: leg twee potloden links voor het kind neer. Vraag om deze op te pakken en rechts van ze neer te leggen. Observeer wat er gebeurt. Pakt hij het potlood over in de andere hand, dan bevindt hij zich nog in de symmetrische fase. Legt hij het potlood met zijn linkerhand aan de rechterkant, kruist hij de middellijn en is zijn lijf gelateraliseerd. Het leren kennen van links en rechts is belangrijk voor de ruimtelijke oriëntatie. Kinderen die nog niet gelateraliseerd zijn, kunnen moeite hebben met alle begrippen die een richting aangeven zoals links en rechts, voor en achter, op en onder. Bied in deze fase oefeningen aan die de samenwerking tussen de hersenhelften stimuleert. Dit zijn oefeningen waarbij kinderen de middellijn van het lichaam doorkruisen.

Leg een aantal materialen voor de kinderen neer op tafel. Ik gebruikte de kleurpotloden uit hun etui, welke ze in hun la bewaren. Laat ze de potloden aan de ene kant van hun lichaam neerleggen en vervolgens met de tegengestelde hand naar de andere kant overbrengen. En dit natuurlijk ook weer de andere kant op terug. Voor een extra moeilijkheidsgraad liet ik hen de potloden met wasknijpers optillen. Dit stimuleert de vingerkracht. Vinden ze dit lastig? Dan geef ik ze de tip thuis mee te helpen met het ophangen van de was. Zijn de ouders vaak ook nog eens blij mee.

Een energizer nodig? Zet klapspelletjes in waarbij de kinderen tegenover elkaar staan. Of laat ze houdingen imiteren en geef oefeningen zoals aan het aanraken van je rechterknie met je linkerhand of het maken van boksbewegingen. Hiervoor kun je ook de coöperatieve werkvorm binnen-/buitenkring inzetten.

 

Dominantiefase

Kinderen die het lastig vinden om op hun billen te blijven zitten kunnen nog niet optimaal gerijpt zijn binnen deze fase. Vanaf ongeveer 8 jaar is de dominante hersenhelft bepaald. Dit zie je terug wanneer een kind meerdere dingen tegelijk kan uitvoeren zonder dat er reflexen zichtbaar zijn. Een krampachtige pengreep is nog een vorm van een reflex, evenals een onrustige schrijfhouding. Een andere, bekende reflex is het uitsteken van de tong wanneer een kind zich moet concentreren. Het is dus niet alleen belangrijk om te kijken naar het handschrift, het resultaat van een kind, maar ook naar de schrijfhouding, het proces. Wanneer deze fase is bereikt, betekent dat er bepaalde hersenfuncties zijn geautomatiseerd en bewust aangestuurd kunnen worden. Daardoor hoeven de grote hersenen niet steeds bij te sturen. Deze ontwikkeling loopt tot kinderen ongeveer 11 jaar zijn.

Je kan deze fase in de motorische ontwikkeling stimuleren door activiteiten te ondernemen die meerdere handelingen vragen. Denk bijvoorbeeld aan jongleren en touwtjespringen. Er zijn voor dit laatste vele variaties te bedenken: inspringen, afwisselend op één been springen, het touw een dubbele ronde laten draaien terwijl je zelf maar één keer springt, gekruiste sprong of laat de kinderen knieheffen. Hoe vaak wordt er bij jou op het schoolplein nog touwtje gesprongen? Stiekem een hele goede motorische oefening.

Ik hoop dat ik je met deze blog het belang van fijn motorische oefeningen heb in laten zien. Wil je meer van mijn onderwijs zien? Neem dan een kijkje op mijn Instagram @juf.nena.