Muriël Tebbe is werkzaam op een school in Tilburg en auteur en workshopleider bij Junioruniversiteit. Na twee jaar werkzaam te zijn geweest in een kleuterklas, maakte ze vijf jaar geleden de overstap naar groep 3, waarbij ze de ruimte kreeg om het onderwijs op een meer betekenisvolle wijze vorm te geven. Agnes Dijkstra is ambassadeur bij Junioruniversiteit en werkzaam in groep 3. Zij zet regelmatig rekencircuits in in haar klas.
Rekencircuits
Muriël licht toe waarom zij graag op deze manier werkt: “Het rekencircuit is zowel voor mij als mijn leerlingen altijd een moment om naar uit te kijken. De methode waar ik mee werk, biedt al gauw de leerstof aan op het platte vlak. Een rekencircuit is daarom een perfect moment voor pre-teaching op meer handelende niveau, automatiseren of bij een moeilijk onderwerp net even het stapje terug doen naar concreter spel. In deze blog delen wij met jullie waar wij op let bij het van een samenstellen rekencircuit.”
De werkwijze van Muriël:
Leerdoelen
Het rekencircuit bestaat uit zes onderdelen die elke keer rouleren. Meestal zorg ik ervoor dat diverse domeinen aan bod komen in het rekencircuit. Zo is er in onze huidige methode weinig aandacht voor meetkunde en het maken bouwwerken. Vertiblocs is een ontwikkelingsmateriaal dat daarom met enige regelmaat in het rekencircuit terugkomt. Ook het aflezen en instellen van de klok komt vaak voor in circuits. Naast een verscheidenheid aan domeinen zorg ik er altijd voor dat het lesdoel van die week aan bod komt in één van de spellen en besteden we tijdens het circuit altijd aandacht aan herhaling en automatisering van eerdere leerdoelen.
Aan de slag
In het begin van groep 3 zitten mijn leerlingen in rijen met tweetallen of drietallen. Ik gebruik altijd dezelfde tafels als onderdeel van het circuit. De stoelen van de rij daarvoor worden omgedraaid en zo kunnen overal minimaal vier kinderen zitten. Op het digibord open ik tijdens het circuit een tabel met zes vakken. Ik gebruik hiervoor Gynzy. In elk vak zet ik een nummer en maak ik een kleine tekening van het spel, terwijl ik het spel kort uitleg. Voor het circuit gebruik ik onder andere spellen van Met Sprongen Vooruit gecombineerd met eigen spellen en de projecten van Junioruniversiteit, passend bij ons huidige thema. Vervolgens verdeel ik de groep in zessen en vertel welke groep waar begint. Ik bespreek mijn verwachtingen rondom stemvolume en samenwerking en geef aan dat ik wanneer de wekker gaat, wil zien dat iedereen het spel weer klaarlegt voor de volgende groep. Daarna doen de kinderen hun handen vast en richten ze hun ogen op mij. Bij een afgesproken signaal mogen de kinderen gaan lopen naar hun eerste spel en kan het circuit beginnen. Per onderdeel laat ik hen ongeveer acht minuten aan de slag gaan.
Voorbeeldcircuit
Elke week kan het circuit er anders uit zien afhankelijk van de lesdoelen van die week. In deze blog geef ik jullie een voorbeeldcircuit bestaande uit verschillende rekendomeinen. Dit circuit is bruikbaar als de kinderen bezig zijn:
– Om de hele uren op de klok te automatiseren.
– Met het automatiseren van de splitsingen.
– Met het memoriseren van de verliefde harten (samen 10).
– Met blokkenbouwsels nabouwen.
– Met de telrij tot 100.
– Met sommen tot 15.
Onderdeel 1 – Klokkenmemory
Voor het eerste spel gebruik ik de klokmemory, deze kun je hier gratis downloaden! Print de kaarten uit en plak ze op gekleurd papier zodat de afbeeldingen en tekst er niet doorheen schijnen. Lamineer het spel zodat het vaker gebruikt kan worden. De kinderen leggen de kaarten in rijen en draaien om beurten twee kaarten om. Klopt de tijd op de klok bij de tijd in woorden? Dan mag je de kaarten hebben. Wil je dit spel nog meer verdieping geven? Laat de kinderen dan eens zelf een memory maken of voeg de digitale klokken toe.
Onderdeel 2 – Bamzaaien
Bamzaaien is een spel uit de spellenkist van Met sprongen vooruit. Het spel is met kleine blokjes ook erg leuk om in tweetallen met de hele klas te oefenen. Hoe het werkt: twee kinderen zitten tegenover elkaar. Ieder kind pakt 3 blokjes. Achter de rug bepalen de kinderen hoeveel blokjes ze in een gesloten hand naar voren zullen steken en hoeveel ze achter hun rug houden. Als de kinderen allebei de hand naar voren hebben gestoken, mogen ze gokken hoeveel blokjes ze samen naar voren steken. Degene die het goede antwoord geeft, mag een blokje wegleggen. Wie het eerst zijn blokjes heeft kwijtgespeeld, wint.
Onderdeel 3 –Piñata party
Voor het oefenen van de verliefde harten gebruik ik in dit circuit het spel ‘piñata party’ uit het project Wereldfeesten voor groep 3 van Junioruniversiteit. Op de tafel liggen de cijfers van 0 tot en met 10. In een bak liggen de piñata-kaarten uit het project. Bij elke piñata zie je een aantal snoepjes die uit de piñata vallen. Hoeveel snoep zit er nog in de piñata als het samen 10 is? De kinderen leggen de kaart bij dat cijfer neer.
Onderdeel 4 – Vertiblocs
Voor het nabouwen van blokkenbouwsels maak ik dankbaar gebruik van het ontwikkelingsmateriaal Vertiblocs. De opdrachtkaarten die bij dit ontwikkelingsmateriaal zitten lopen op in moeilijkheidsgraad. Daarnaast kun je voor extra verdieping de kinderen voor-zij-en bovenaanzichten laten tekenen.
Onderdeel 5 – Sponsjes
In mijn rekenkast heb ik manden met schuursponzen. Op iedere spons staat een cijfer van 0 tot 100 en de manden zijn opgedeeld in stukken van de telrij tot 100. De kinderen gaan de sponzen op volgorde leggen. Ze beginnen bij de mand 0-25 en gaan zo verder tot de tijd op is. De volgende mand mag pas omgekiept worden als de vorige op de goede volgorde ligt.
Onderdeel 6 – Sommen tot 15
Een heel eenvoudige werkvorm als afwisseling. Print kaarten met sommen tot 20 en zorg dat op de achterkant klein het antwoord staat. Leg voor ieder kind bij dit onderdeel een wisbordje en whiteboardstift klaar. Dit onderdeel kun je de kinderen individueel of in tweetallen laten doen. Ze pakken een kaart, rekenen de som uit op hun wisbordje en kijken vervolgens of het antwoord klopt.
De werkwijze van Agnes:
Leerdoelen
Wij werken met de methode Wereld in getallen. Deze methode heeft werkboeken met tweekanten; een leskant en een taken kant. De taken gaan over eerder aangeboden doelen en is dus bedoeld als herhaling en automatisering. Het rekencircuit bestaat uit 4 onderdelen:
1. Instructie van mij aan de instructietafel
2. De verwerking van deze instructie
3. Werken in de taken kant van het werkboek
4. Spel
Ik heb mijn groep van 16 kinderen verdeeld over drie niveaus; een zorggroep, een basisgroep en een plusgroep. Mijn zorggroep heeft moeite om stof eigen te maken en werken ook nog aan eerder gestelde doelen. Mijn plusgroep gaat versneld door de methode heen, omdat ze doelen al behaald hebben of nieuwe doelen met weinig instructie al kunnen verwerken. Dit is ook de reden waarom ik in circuitvorm werk; het grote niveau- en tempo verschil tussen kinderen.
Praktische uitvoering
Over het algemeen duurt elke ronde vijftien minuten. Als het hele circuit is gevolgd door de kinderen, hebben ze allemaal een uur gerekend. Dit is de richttijd die de methode aangeeft. In het begin van het schooljaar is het voor sommige kinderen te lang, dan bouw ik dit langzaam op. Maar door de wisselende werkvormen gaat dit sneller dan ik had verwacht. Tijdens het circuit komt elke groep bij mij aan de instructietafel te zitten. Doordat het circuit uit vier onderdelen bestaat geef ik de derde ronde geen instructie. Op dat moment kan ik kinderen ondersteunen bij het maken van hun werk en nakijken. Op deze manier krijgen ze directe feedback op hun werk. Ook is er dan ruimte voor hen om vragen te stellen.
Als leerkracht alleen is het prima te doen, als de kinderen weten wat er van hen wordt verwacht. Het heeft even tijd nodig om ze het werken in circuit eigen te maken. Maar dit gaat best snel, is mijn ervaring. Het enige onderdeel wat soms lastig is, is het spel onderdeel. Vaak kies ik een spel wat met weinig instructie gespeeld kan worden, maar soms kom je er niet onderuit dat er meer instructie gegeven moet worden. Vaak leg ik het spel dan op een middag uit of voordat het circuit begint.
Instructie
Door het niveau- en tempoverschil zien de instructies binnen een circuit er nooit hetzelfde uit. Het niveau van handelen is erg verschillend. Denk bijvoorbeeld aan splitsen. Mijn zorg groep zit nog in de fase van informeel handelen en maakt veel gebruik van materiaal. Zo splitsen we met kerstballen, pepernoten, sneeuwvlokken en telbeertjes. Mijn basisgroep zit in de fase van voorstellen; concreet en abstract handelen. Zij hebben genoeg aan concrete afbeeldingen van splitssituaties. En mijn plus groep heeft een aantal splitsingen al geautomatiseerd en zij hebben deze hulpmiddelen dus niet meer nodig. Het fijne vind ik dat ik nu heel goed kan differentiëren en instructie op niveau kan bieden.
Mijn plusgroep start met de verwerking. Deze groep geef ik eerder instructie over de te maken les(sen). Soms geef ik instructie over meerdere lessen, zodat ze voor langere tijd aan de slag kunnen. Deze groep gaat versneld door de methode en maakt niet alle sommen. Op deze manier houden zij tijd over voor bijvoorbeeld Rekenxl. Voor onze werkt deze manier omdat we ook deze kinderen kunnen voorzien in hun behoeften.
Aanvullende materialen
Bij de methode die wij gebruiken hoort een spellenkatern voor de groepen 3,4 en 5. Hier staan spellen in die met weinig instructie zelfstandig gespeeld kunnen worden. Ook staan er spellen in beschreven die iets meer uitleg nodig hebben. Deze leg ik voor de start van het circuit uit en kunnen kinderen daarna zelfstandig spelen. Maar soms zijn er spellen die meer uitleg of een spelleider nodig hebben. Dan zet ik mijn onderwijsassistent in bij dit onderdeel. Zij is er twee keer per week. Naast deze spellen zijn de actiebladen van Junioruniversiteit en de cijfer- en sommenstad spellen erg goed in te zetten bij dit onderdeel. Ook laat ik ze regelmatig vouwen aan de hand van een stappenplan. Ik haal overal inspiratie vandaan en de kinderen vinden dit een erg leuk onderdeel.